De Nederlandse neurobioloog Dick Swaab heeft een zeer nuttig boek geschreven met de titel
Wij zijn ons brein (2010). Klopt helemaal. Zonder onze hersenen, vooral zonder onze hersenschors (of
cortex), bestaan we mentaal niet. Alles wat we verstandelijk zijn wordt geproduceerd door die circa 1500 gram grijze stof binnenin onze schedel. Ik schrijf “geproduceerd”, omdat onze hersenen continu bezig zijn met het creëren van mentale beelden, (innerlijke) spraak etc. (door veel filosofen en psychologen
qualia genoemd) onder invloed van de zintuigen of spontaan. Wij zijn dus ons brein. Beter is echter om te zeggen: “Wij zijn onze waarneming”. Want dat doen onze hersenen, of exacter: onze hersenschors. Die laat ons doorlopend waarnemen, zintuiglijk of losstaand daarvan. Of zoals ik het al in mijn boek heb verwoord: exo- of endocorticaal. Nauwkeuriger is dus de uitspraak: “Wij zijn onze
corticale waarneming”.
Onze hersenen zijn autonoom. Ze verwerken alle zintuiglijke informatie soeverein en bepalen voor ons wat we uiteindelijk zien, horen, voelen, ruiken en proeven. Kortom, ons brein construeert onze waarneming. Normaal gesproken doet het dat uitstekend. Stel je voor dat wanneer ik aan het voetballen ben steeds naast de bal zou schoppen. Zo kan ik dus legio voorbeelden geven.
Het probleem is echter wanneer de waarneming niet zinnelijk (exocorticaal) is maar spontaan (endocorticaal). Dan vervaardigt de cortex mentale beelden en (innerlijke) spraak met weinig tot geen directe zintuiglijke informatie. En dan gaat het vaak fout. Vooral als het gaat om de
interpretatie van de wereld om ons heen. Want die is niet alleen afhankelijk van wat er gedurende het leven aan kennis en ervaringen binnenkomt, maar ook afhankelijk van hoe de hersenen die gegevens vanuit het geheugen gebruiken. En een endocorticale waarneming die een interpretatie geeft van de werkelijkheid, die niet door wetenschappelijke feiten wordt gestaafd, leidt tot daaraan inherent gedrag. Een zelfmoordterrorist met belachelijke fantasieën over een hiernamaals met tientallen maagden heeft uiteraard minder moeite zichzelf op te blazen.
De afgelopen week waren er een aantal dingen die mij er uiteindelijk toe brachten deze column, op de valreep van dit jaar, te schrijven. Het meest opvallende was natuurlijk het kerstfeest, met zijn, in mijn ogen, absurde rituelen; vooral hier in Brazilië, waar de samenleving nog steeds doordrenkt is met religie. Maar ook de film
A Beautiful Mind (2001), die ik twee nachten geleden voor de derde keer zag, liet mij niet meer los. Het deed mij beseffen hoe zeer ‘we’ afhankelijk zijn van wat onze hersenen ons voorschotelen.
Op de één of andere manier bepaalt de structuur of de chemische samenstelling van ons brein niet alleen of we links- of rechtshandig zijn, hetero- of homoseksueel, sociaal of asociaal, autistisch, schizofreen of behept met ADHD etc., maar mogelijk ook of de hersenen in staat zijn om, uit alle via de zintuigen vergaarde gegevens, ons de realiteit te tonen, in zoverre dat haalbaar is. Wellicht heeft elk mens zijn eigen individuele hersenbouw en -werking, die uit de wirwar van externe data zijn best doet om die te vertalen in waarneembare visuele, auditieve, tactiele, olfactoire en gustatoire corticale voortbrengsels; kortom de zintuiglijke waarneming. Daarnaast zijn die ook voortdurend bezig om endocorticale mentale beelden en innerlijke spraak samen te stellen uit alle informatie, dus ook onzinnige, waarover ons geheugen beschikt.
Het ‘grappige’ is nu juist dat twee mensen, die gedurende hun leven min of meer dezelfde kennis en ervaringen hebben opgedaan binnen een overeenkomstige samenleving, zulke zeer uiteenlopende levensovertuigingen kunnen hebben. Omgevingsfactoren zijn niet voldoende om dat grote verschil te verklaren. Er moet dus een verschil in cerebrale hoedanigheid zijn die van de één een theïst en van de ander een atheïst maakt, om maar een voorbeeld te geven.
Het lijkt er dus alleszins op dat 'we' geen controle hebben over wat ons brein, via waarnemingen, ons ten beste geeft. Onze meningen, ideeën en overtuigingen zijn dus wat onze hersenen produceren als mentale beelden en (innerlijke) spraak. Het is echt ongelooflijk hoe de één zo rotsvast in totaal onbewijsbare verzinsels gelooft (waarbij het brein die extern weergeeft in spraak en gedrag) en de ander juist niet.
Maar wat gaat dan vooraf aan het inzicht om feiten van fantasie te scheiden? Juist, de
twijfel. Is de mogelijkheid om te twijfelen, om alles kritisch te beschouwen, soms aangeboren? Het gegeven dat in deze tijd van overvloedige informatie op elk gebied, die voor vrijwel ieder mens vrij beschikbaar is, vooral via internet (sommige landen daargelaten), desondanks nog steeds de overgrote meerderheid van de wereldbevolking in fabels gelooft spreekt boekdelen.
Uit alle gesprekken die ik met personen heb gevoerd die in dingen geloven zonder, of onvoldoende, wetenschappelijk bewijs (hun ‘bewijs’ is natuurlijk uit andere bronnen afkomstig), waaronder religieuzen, complottheorie-aanhangers, astrologen, homeopaten, creationisten, lieden die ontkennen dat er sprake is van overbevolking en/of opwarming van de aarde, new age-volgers, ufologen en esoterische types in het algemeen etc., leek het erop alsof zij niet anders konden dan die betreffende beweringen te verkondigen. Het was net of hun brein een soort blokkade had aangelegd voor bepaalde informatie. Al wreef je de wetenschappelijke feiten als een taart in hun gezicht en leken ze even van hun stuk gebracht, dan herstelden ze zich weer met het aanvoeren van andere drogredenen. Er was geen enkele twijfel, geen enkele aarzeling, bij hen om door te gaan met hun betoog.
Ik heb al eerder aangeroerd dat bepaalde mentale gedragingen, zoals netheid, slordigheid, verantwoordelijkheidsgevoel, verlegenheid en nieuwsgierigheid mogelijk aangeboren zijn. Het zou me niets verbazen als dat ook het geval is met het vermogen om kritisch te denken en alles te betwijfelen. Het zou interessant zijn om te weten waaruit zo’n eventueel ingeschapen vaardigheid zou bestaan. Want ooit bracht het gemis ervan geen onoverkomelijke evolutionaire nadelen, ook als die ons nog steeds behept met gedragingen, zoals bidden, die, behalve soms psychisch, verder geen enkel nut hebben. Wij zijn onze waarneming. Maar we zijn ook ons gedrag. Wat de grijze massa 'ons' doet waarnemen, dat draagt het ook uit. Dat wil zeggen dat ons brein via onze mond en ons lichaam uitspraken doet en handelingen verricht die met de door hem voortgebrachte waarnemingen in overeenstemming zijn: bij een geloven in een god hoort ook bidden tot die god.
Mijn hele volwassen leven heb ik me afgevraagd wat mensen bezielt. Ze zijn in meerderheid niet nieuwsgierig naar wetenschappelijke verklaringen, die een realistische wereld laten zien: een soort harde en naakte ‘waarheid’. Ze zijn slechts geïnteresseerd in hun eigen, door hun brein gefabriceerde, zachte en comfortabel geklede ‘waarheid’. De realiteit van fictie kunnen en willen onderscheiden, twijfelen aan alles totdat iets niet meer te betwijfelen valt (Descartes heeft ons laten zien hoe), logisch wetenschappelijk denken en argumenteren; deze vermogens kunnen niet anders dan een hersenfunctie zijn. Een functie die al bij de klassieke Grieken bestond, daarna, gedurende de Middeleeuwen een sluimerend bestaan heeft geleid, en tijdens de Renaissance weer is opgebloeid, om tijdens en na de Verlichting naar een voorlopig hoogtepunt uit te groeien.
Ik weet dat ik me op glad ijs begeef wanneer ik opper dat twijfelen mogelijkerwijs een aangeboren cerebrale eigenschap is. Het zij zo. Ik hoop oprecht dat ik het bij het verkeerde eind heb en dat de wetenschap dat onomstotelijk kan aantonen. Dan is er tenminste op korte termijn nog hoop voor de mensheid. Want culturele veranderingen gaan nu eenmaal veel sneller dan genetische.
Ik wens iedereen een voorspoedig en realistisch waarneembaar 2014. Tot volgend jaar.
Groetjes van
Albert Jarsin.